Gegeven is een grid dat bestaat uit 5 rijen (genummerd van 1 tot en met 5) en 5 kolommen (genummerd van 1 tot en met 5).  In elk vak in het grid staat een lamp. De lampen kunnen we bedienen met behulp van een speciaal toetsenbord.
Met één opdracht kun je de toestand van alle lampen in een kolom of rij veranderen:

• als een lamp aan staat, dan wordt deze uitgezet;
• als een lamp uit staat, dan wordt deze aangezet.

Er zijn 2 soorten opdrachten:

• Opdrachten die beginnen met één van de cijfers 1 tot en met 5 en eindigen met de letter K: als deze worden uitgevoerd, wordt de toestand van alle lampen in een kolom aangepast.
• Opdrachten die beginnen met één van de cijfers 1 tot en met 5 en eindigen met de letter R: als deze worden uitgevoerd, wordt de toestand van alle lampen in een rij aangepast.  

Voorbeelden:

• De opdracht 3 K zorgt ervoor dat de toestand van de lampen in kolom 3 wordt aangepast.
• De opdracht  2 R zorgt ervoor dat de toestand van alle lampen in rij 2 wordt aangepast.

Taak:
Schrijf een programma dat de toestand van de  lampen in het grid kan bepalen als we een reeks opdrachten geven. Je programma heeft als invoer een serie opdrachten.

Bij de start van je programma zijn alle lampen uit. Bepaal wat de toestand van elke lamp in het grid is als alle opdrachten uit de invoer zijn uitgevoerd.  Geef in de uitvoer een brandende lamp aan met een 1, en een lamp die uit is met een 0. 

De begintoestand wordt volgens deze afspraak dus weergegeven als:

00000
00000
00000
00000
00000

Invoer:
Op de eerste regel staat het aantal opdrachten N.
Op de volgende N regels staan de opdrachten. Op elke regel staat 1 opdracht. De opdracht bestaat uit een getal en de letter R of K, gescheiden door een spatie.
Er zullen niet meer dan 20 opdrachten zijn.

Uitvoer:
5 regels elk bestaande uit vijf 1-en en 0-en: de toestand van de lampen na het uitvoeren van de opdrachten.

Voorbeeld:

Invoer:

5
1 K 
5 K
2 R
3 R
4 R

Uitvoer:

10001
01110
01110
01110
10001