Je hebt mischien wel eens de googeltruc balletje balletje gezien. Op een tafel staat een rij met bekers. Onder één van de bekers wordt een bal gelegd. Vevolgens worden 2 bekers van plek verwisseld, zó dat als de bal onder één van de twee bekers ligt, hij daaronder blijft liggen. (De bekers worden nauwelijks opgetild.) Dit gebeurt meerdere keren en heel snel. Uiteindelijk moet je zeggen onder welke beker het balletje ligt.
Rubi is een goochelaar. Ze heeft N bekers die staan op positie 0 tot N-1.
Ze legt de bal onder beker de laatste beker, op positie N-1.
Schrijf een programma dat als invoer de wisselingen van de bekers krijgt en als uitvoer geeft op welke positie de bal uiteindelijk ligt na alle wisselingen.
Invoer:
De invoer bestaat uit:
- Op de eerste regel: het aantal bekers N. Er zijn minimaal 4 bekers, en hoogstens 200 bekers.
- Op de tweede regel: het aantal wisselingen W. Er zijn maximaal 100 wisselingen.
- Op de volgende W regels staan de wisselingen. Een wisseling bestaat uit 2 getallen, de posities van de twee bekers die gewisseld worden, gescheiden door een spatie.
Uitvoer:
- Een geheel getal dat de positie van de bal aangeeft.
Voorbeeld invoer:
4
4
0 1
2 3
3 0
1 2
Voorbeeld uitvoer:
1